Een kind. Zo'n immens verlangen, zo'n hartenwens die misschien niet meer in vervulling zal gaan. En ik praat dan nog vanuit een relatief luxe omstandigheid. Ik heb tenslotte al een zoon. En –het moet gezegd- het is een prachtig exemplaar. En dit heb ik vandaag dan ook veel mogen/moeten aanhoren: ‘Je hebt al een kind’ ‘Trek je op aan de zaken die je wel hebt’ ‘Blijf niet stilstaan bij wat je niet hebt’.
En toch voel ik nog steeds rouw, verdriet om wat ik moet missen en misschien altijd zal moeten missen. Rouw omdat mijn lichaam mij hopeloos in de steek laat. Jaloezie, waarvan ik tot nu toe niet wist wat dat was, toch niet op dit vlak. Ik kan geen dikke buik en geen baby’s meer zien. En het wil nu juist dat ze overal opduiken. Iedereen loopt tegenwoordig precies te pronken met een dikke zwangere buik of een buggy met daarin een wolk van een baby. Soms wou ik dat ik samen met man- en zoonlief op een eilandje zat, zonder dikke buiken en schattige baby’s.
Het ergste van de behandelingen is dat je leven precies stilstaat. Je gaat overdag naar je werk en ’s avonds is er de ivf. Soms denk ik dat ik een andere uitdaging moet zoeken, iets wat mijn gedachten verzet. Maar anderzijds vergen al die ivf-perikelen zoveel mentale energie, dat ik me afvraag of ik er op dit moment nog wel iets kan bijnemen. Twijfel en onzekerheid.
Ook eigen aan de behandelingen is dat je een volledige buitenstaander bent. Je kan niet anders dan alles te ondergaan. Ik zit op de behandeltafel, kijk naar de monitor, weet ondertussen zelf al of de eicellen al groot genoeg zijn of niet. Een beetje gêne soms ook. Dokter en verpleegsters die zich verdringen rond mijn half ontklede lichaam. Wat intiem zou moeten zijn, is nu open voor anderen en wordt ons uit handen genomen, en dat alles in de onzekerheid of het ooit allemaal zal beloond worden. Als de behandeling mislukt, komen alle emoties tegelijk op mij af: verdriet omdat het weer niet ging, woede omdat het weer voor niets was, angst dat het misschien nooit zal lukken.
Gisteren en vandaag ben ik zo boos geweest, zo jaloers en zo verdrietig. Wil ik dit nog, kan ik dit nog aan? Maar ik wil echt zo graag nog zo’n lief schattig kindje dat naar me lacht. En daarom blijf ik doorgaan. Aan de andere kant weet ik wel dat ik heel veel geluk heb al een geweldige zoon te hebben. Daar zijn andere mensen dan weer jaloers op. Maar het is maar met wie je je vergelijkt. Juist doordat je al een kind hebt, is je omgeving gevuld met kinderrijke gezinnen en een voortdurende stroom van dikke buiken en geboortekaartjes. En heel veel vragen of je geen tweede kind meer wilt.
Deze keer kwam de hamerklop precies harder dan daarvoor. De put waar ik weer moet zien uit te kruipen, wordt precies altijd maar dieper. Is dit omdat we nu aan de helft zitten van de ‘magische’ 6 terugbetaalde pogingen, 3 pogingen gedaan, nog 3 te gaan?