donderdag 2 mei 2013

China voor beginners



ForESTFlowers is een Eu-project op ’t werk waarin niet het onderzoek, maar wel de kennisuitwisseling van technieken en resultaten gefinancierd wordt. In het project zijn Belgen, Italianen, Fransen, Chinezen en Japanners betrokken. Vorig jaar hebben wij iedereen ontvangen. Dit jaar is het aan de Chinezen om ons te entertainen. De Chinezen zullen ons ontvangen in Yunnan, het Zuidwesten van China. Yunnan, ‘Ten Zuiden van de wolken’, een regio met het hele jaar door een gematigd klimaat. Een regio waar ze nog dicht bij de natuur staan en nog gespaard zijn van modernisme.
Onder het mom van het bekijken van Rhododendrons, Camellia’s en andere planten, bieden de Chinezen ons een rondreis aan door 1 van de mooiste streken van China. ForESTFlowers: een mooi acronym voor een reisje naar China samen met 3 Belgische en 2 Italiaanse collega’s.

Dag 1: Eerste kennismaking met China
De voorbije 20 uur heb ik op vliegtuigen en luchthavens vertoefd. Brussel – Amsterdam – Hong Kong – Kunming (1900 m). Helemaal op ben ik… Aangekomen in de luchthaven van Kunming werden we opgewacht door 2 Chinese meisjes en een chauffeur. Onderweg naar het hotel zagen we hoge buildings, gehuld in schreeuwerige neonverlichting, immense kruispunten en mobiletten die de zotste dingen vervoeren. We werden eerst naar een restaurant gebracht. De eerste aanblik in het restaurant was voor mij een ware cultuurschok. Vissekoppen en ander afval op de grond, vergezeld door sigarettenpeuken en ondefinieerbare stukken vlees. Aan de tafel naast ons 5 mannen om ter luidst slurpend en boerend. Mijn honger was in ieder geval over… Zelf kregen we eerst een tas lauwe thee. Daarna werden op de draaiplateau op ons tafel allerlei bizarre gerechten geserveerd. Mijn moed bijeen rapend, nam ik wat van de veiligst uitziende schotels en herkende zowaar papaya, pompoen en witte kool. Vandaag speelde ik op veilig: groenten en rijst. Wat gaan ze me morgen en de dagen erna allemaal voorzetten?
China, ik ben duidelijk nog een beginner…

Dag 2: Dali
We reden van Kunming naar Dali (1900 m). De weg werd hoe langer hoe meer scenic. En de kwaliteit van de banen viel verbazingwekkend goed mee.
Dali ligt in de bergen in Yunnan en als je naast de toeristen kan kijken, is Dali precies een Chinese mantel- en degenfilm met oude stenen vestigingsmuren, grote middeleeuwse poorten, geplaveide steegjes, lage huizen en W-vormige daken. Dali is bekend om zijn marmer. Het Chinese woord voor marmer is ‘Dali Shi’ (steen uit Dali). In de oude stad zien we dan ook het ene na het andere winkeltje met armbanden e.d. uit marmer.
Na het inchecken in ons 5-sterren hotel –lang leve EU-projecten- gingen de Chinezen ons de oude stad tonen. De oude stad bleek 1 grote winkelstraat met allemaal kleurrijke winkeltjes. Twee sjaals, 5 armbandjes, een uurwerkje voor zoonlief en pantoffeltjes voor de dochters. Totaal: 20€. Het is hier nog beter dan tijdens de solden!

Dag 3: Lijiang
Een genante ochtendscène: wekker niet gehoord door oordoppen en plots mijn collega aan mijn bed om me te wekken. Vanaf nu is elk moment goed om me daar nog lang mee te confronteren op ’t werk. Nooit slaap ik nog met oordoppen wanneer ik alleen in een hotelkamer slaap.
Maar, los daarvan, vandaag een zeer mooie dag gehad. Drie uur duurde de rit van Dali naar Lijiang (2400 m). De weg begon goed, had een zeer slecht tussenstuk –de Jak die we net daarvoor gegeten hadden kwam terug tot leven in mijn maag-, en eindigde ook weer goed. Onderweg stuitten we op flanken vol wilde soorten Rhododendron. Daarvoor kwamen we naar China! Ontelbare foto’s hebben we getrokken en vruchten werden geoogst voor thuis. Meteen kreeg ons plezierreisje toch ook iets werkgerelateerd.
Lijiang ligt aan de voet van de berg van de Jade draak (5596 m) met besneeuwde toppen. Het is een dubbele stad met in het Westen het moderne gedeelte en in het Oosten de oude stad die heel charmant en karaktervol is.
De dag eindigde ook goed, met de zoveelste rijstmaaltijd, gecombineerd met lauwe thee, bier en rijstwijn. Het lukt me steeds beter om met stokjes te eten en de Chinese gewoonten en eten kan ik ook steeds beter verdragen. Het komt nog helemaal goed, ik hier in China!


Dag 4: Hoogtestage in de Laojunchan bergen
Trots kan ik melden dat ik vandaag hoogtestage deed in de Himalaya! We rijden vanuit Lijiang, door een landbouwstreek van Yunnan, richting de Laojunchan bergen in de Oostelijke Himalaya. Landbouw gebeurt hier nog met os en kar, alles is handenarbeid en de Chinezen hebben zo hun eigen systeem qua bemesting, aanplant en irrigatie. Maar de tabak, mais en rijstvelden liggen er prachtig bij.
De hobbelige en bochtige wegen maken dat we weer helemaal dooreengeschud aankomen. Maar wat ik te zien krijg op de eerste stopplaats is gewoonweg prachtig. We zijn op 3500 m. De bergflanken zijn volledig volgroeid met Rhododendrons en geven de flank alle schakeringen van roze. Nooit gezien dat er zoveel verschillende kleuren roze bestonden.
Na de picknick –Chinese versie van pannekoeken en chocoladebroodjes- rijden we verder tot 3800 m. Van hieruit moeten we te voet verder. De hoogte speelt ons parten, we staan te hijgen bij de minste inspanning die we doen. Maar plantenliefhebbers als we zijn, moeten en zullen we naar het Rhododendron-bos tussen de meren op 4000 m gaan. Ondertussen ook een hagelsneeuwbui over ons hoofd. Sommigen onder ons zijn echt aan het sterven. Maar ons afzien wordt beloond met zalige zichten op het Rhododendron-bos en nooit geziene vergezichten. Dat er op 4000 m hoogte houtachtige planten groeien en bloeien is indrukwekkend.
Op de weg terug relativeren we het afzien: hoe zouden planthunters van 100 jaar geleden wel niet moeten afgezien hebben zonder wegen die je tot op 3800 m brengen en gidsen die je de weg tonen.
En onderweg ook nog een bizarre –maar intussen verschiet ik hier van niets meer- toiletscène. Samen met 1 Chinese collega en 2 onbekende Chinezen maar het toilet, zonder deuren, zonder tussenschot en op zijn Frans. Ik moet er geen tekening bij maken, zeker?


 Dag 5: Shangri-La
De weg van Lijiang naar Shangri-La (3200 m) is –volgens mijn beperkte reiservaring- één van de mooiste die ik ooit volgde. We passeren de vallei van de gele rivier, de tijgerkloof –smalste stuk van de vallei waar volgens een legende ooit een tijger is overgesprongen in zijn vlucht voor een jager- en rijden dan de bergen in. De weg wordt gedomineerd door toppen van 5000 m en meer en is daardoor van een verbijsterende schoonheid.
We rijden op 250 km van de grens met Tibet en dat is er aan te merken. Je voelt de Tibetaanse sfeer, de huizen hebben een typische stijl en de mensen zien er anders uit –nog steeds spleetogen, uiteraard- en zijn zeer kleurrijk gekleed. In Shangri-La is 45% van de bevolking Tibetaans.
De cultuurschok van de dag was het restaurant waar we stopten voor de lunch. Straatarm dorpje. Het vlees en andere delen van de Jak –werkelijk alles eten of gebruiken ze van dat dier- hingen te drogen in het zicht of zaten opgelegd in vies sop in doorzichtige potten. Mijn maag draaide en keerde bij het idee hier te moeten eten. Met lood in de schoenen begon ik aan de maaltijd. Mijn intentie was enkel rijst te eten, maar uiteindelijk bleek ook de rest van het eten verbazingwekkend goed mee te vallen. Het toiletbezoek nadien echter, was nog goorder dan dat dat ik gisteren meemaakte. Mijn buur was deze keer niet een Chinese collega, maar wel een varken, gelukkig met een hekken ertussen.
De oude stad van Shangri-La wordt een beetje verpest door commerciële inhaligheid die ongetwijfeld nog zal uitbreiden, maar is toch een aangename wijk aan de voet van het Songzanlinklooster. Deze Tibetaanse tempel is 1 van de 13 lamakloosters van de sekte van de geelmutsen. In de huizen rond de tempel leven bijna 600 monniken. In de tempels en gebedszalen is een overdaad aan kleurrijke muurschilderingen en gebedsvlaggen te zien. Boven aan de tempel krijg je een prachtig zicht over de stad. Het Boeddhisme lijkt mij een religie met de knipoog. Als het nodig is, offeren ze iets voor Boeddha en dan is alles vergeten. Maar hoe dan ook, voor Boeddha maken ze prachtige tempels. ’t Geeft eens andere foto’s dan altijd Rhododendrons.

Dag 6: De eeuwige Jakvelden
Wie denkt dat werkreisjes altijd in grote luxehotels doorgaan, vergeet het maar. Slapen op een bed zonder matras maar met een houten plank, in een alles behalve geluidsdichte kamer, is echt geen luxe. Met barstende hoofdpijn sta ik op. De warme douche en goede haardroger verzachten het leed enigszins. Maar slechts van korte duur wanneer ik in de ontbijtzaal kom. Het enige dat iets of wat eetbaar is ’s morgens –voor mij toch- zijn gestoomde tarweballen. Onder het motto ik verschiet hier van niets meer, steek ik 2 tarwebollen naar binnen.
Daarna vertrekken we voor een lange autorit. We rijden langs de gele rivier, langs Tibetaans uitziende dorpjes –in één van de dorpjes hadden ze nog nooit een niet-spleetoog gezien- en langs oneindig uitgestrekte jakvelden. We zien indrukwekkende ruwe Himalaya bergen, af en toe wat landbouwveldjes op de weinige stukjes vruchtbare grond en daarop hardwerkende mannen en vrouwen. Op weg naar de grens met Tibet worden we tegengehouden door vies kijkende jonge Chinezen met de mitrajet in de aanslag. Niet de moment om een foto te trekken…
En ’s middags en ’s avonds eten we ons dagelijke kommetjes rijst met wat groensels erbij, uiteraard!


1 opmerking: