ForESTFlowers is een Eu-project op ’t werk waarin
niet het onderzoek, maar wel de kennisuitwisseling van technieken en resultaten
gefinancierd wordt. In het project zijn Belgen, Italianen, Fransen, Chinezen en
Japanners betrokken. Vorig jaar hebben wij iedereen ontvangen. Dit jaar
is het aan de Chinezen om ons te entertainen. De Chinezen zullen ons ontvangen
in Yunnan, het Zuidwesten van China. Yunnan, ‘Ten Zuiden van de wolken’, een
regio met het hele jaar door een gematigd klimaat. Een regio waar ze nog dicht
bij de natuur staan en nog gespaard zijn van modernisme.
Onder het mom van het bekijken van Rhododendrons,
Camellia’s en andere planten, bieden de Chinezen ons een rondreis aan door 1
van de mooiste streken van China. ForESTFlowers: een mooi acronym voor een
reisje naar China samen met 3 Belgische en 2 Italiaanse collega’s.
Dag 1: Eerste
kennismaking met China
De voorbije 20 uur heb ik op vliegtuigen en
luchthavens vertoefd. Brussel – Amsterdam – Hong Kong – Kunming (1900 m).
Helemaal op ben ik… Aangekomen in de luchthaven van Kunming werden we
opgewacht door 2 Chinese meisjes en een chauffeur. Onderweg naar het hotel zagen
we hoge buildings, gehuld in schreeuwerige neonverlichting, immense kruispunten
en mobiletten die de zotste dingen vervoeren. We werden eerst naar een
restaurant gebracht. De eerste aanblik in het restaurant was voor mij een ware
cultuurschok. Vissekoppen en ander afval op de grond, vergezeld door sigarettenpeuken
en ondefinieerbare stukken vlees. Aan de tafel naast ons 5 mannen om ter luidst
slurpend en boerend. Mijn honger was in ieder geval over… Zelf kregen we eerst
een tas lauwe thee. Daarna werden op de draaiplateau op ons tafel allerlei
bizarre gerechten geserveerd. Mijn moed bijeen rapend, nam ik wat van de
veiligst uitziende schotels en herkende zowaar papaya, pompoen en witte kool.
Vandaag speelde ik op veilig: groenten en rijst. Wat gaan ze me morgen en de
dagen erna allemaal voorzetten?
China, ik ben duidelijk nog een beginner…
Dag 2: Dali
We reden van Kunming naar Dali (1900 m). De weg
werd hoe langer hoe meer scenic. En de kwaliteit van de banen viel
verbazingwekkend goed mee.
Dali ligt in de bergen in Yunnan en als je naast de
toeristen kan kijken, is Dali precies een Chinese mantel- en degenfilm met oude
stenen vestigingsmuren, grote middeleeuwse poorten, geplaveide steegjes, lage
huizen en W-vormige daken. Dali is bekend om zijn marmer. Het Chinese woord
voor marmer is ‘Dali Shi’ (steen uit Dali). In de oude stad zien we dan ook het
ene na het andere winkeltje met armbanden e.d. uit marmer.
Na het inchecken in ons 5-sterren hotel –lang leve
EU-projecten- gingen de Chinezen ons de oude stad tonen. De oude stad bleek 1
grote winkelstraat met allemaal kleurrijke winkeltjes. Twee sjaals, 5
armbandjes, een uurwerkje voor zoonlief en pantoffeltjes voor de dochters.
Totaal: 20€. Het is hier nog beter dan tijdens de solden!
Dag 3: Lijiang
Een genante ochtendscène: wekker niet gehoord door
oordoppen en plots mijn collega aan mijn bed om me te wekken. Vanaf nu is elk
moment goed om me daar nog lang mee te confronteren op ’t werk. Nooit slaap ik
nog met oordoppen wanneer ik alleen in een hotelkamer slaap.
Maar, los daarvan, vandaag een zeer mooie dag
gehad. Drie uur duurde de rit van Dali naar Lijiang (2400 m). De weg begon
goed, had een zeer slecht tussenstuk –de Jak die we net daarvoor gegeten hadden
kwam terug tot leven in mijn maag-, en eindigde ook weer goed. Onderweg stuitten
we op flanken vol wilde soorten Rhododendron. Daarvoor kwamen we naar China!
Ontelbare foto’s hebben we getrokken en vruchten werden geoogst voor thuis.
Meteen kreeg ons plezierreisje toch ook iets werkgerelateerd.
Lijiang ligt aan de voet van de berg van de Jade
draak (5596 m) met besneeuwde toppen. Het is een dubbele stad met in het Westen
het moderne gedeelte en in het Oosten de oude stad die heel charmant en
karaktervol is.
De dag eindigde ook goed, met de zoveelste
rijstmaaltijd, gecombineerd met lauwe thee, bier en rijstwijn. Het lukt me
steeds beter om met stokjes te eten en de Chinese gewoonten en eten kan ik ook
steeds beter verdragen. Het komt nog helemaal goed, ik hier in China!
Dag 4:
Hoogtestage in de Laojunchan bergen
Trots kan ik melden dat ik vandaag hoogtestage deed
in de Himalaya! We rijden vanuit Lijiang, door een landbouwstreek
van Yunnan, richting de Laojunchan bergen in de Oostelijke Himalaya. Landbouw
gebeurt hier nog met os en kar, alles is handenarbeid en de Chinezen hebben zo
hun eigen systeem qua bemesting, aanplant en irrigatie. Maar de tabak, mais en
rijstvelden liggen er prachtig bij.
De hobbelige en bochtige wegen maken dat we weer
helemaal dooreengeschud aankomen. Maar wat ik te zien krijg op de eerste
stopplaats is gewoonweg prachtig. We zijn op 3500 m. De bergflanken zijn
volledig volgroeid met Rhododendrons en geven de flank alle schakeringen van
roze. Nooit gezien dat er zoveel verschillende kleuren roze bestonden.
Na de picknick –Chinese versie van pannekoeken en
chocoladebroodjes- rijden we verder tot 3800 m. Van hieruit moeten we te voet
verder. De hoogte speelt ons parten, we staan te hijgen bij de minste
inspanning die we doen. Maar plantenliefhebbers als we zijn, moeten en zullen
we naar het Rhododendron-bos tussen de meren op 4000 m gaan. Ondertussen ook
een hagelsneeuwbui over ons hoofd. Sommigen onder ons zijn echt aan het sterven.
Maar ons afzien wordt beloond met zalige zichten op het Rhododendron-bos en
nooit geziene vergezichten. Dat er op 4000 m hoogte houtachtige planten groeien
en bloeien is indrukwekkend.
Op de weg terug relativeren we het afzien: hoe
zouden planthunters van 100 jaar geleden wel niet moeten afgezien hebben zonder
wegen die je tot op 3800 m brengen en gidsen die je de weg tonen.
En onderweg ook nog een bizarre –maar intussen
verschiet ik hier van niets meer- toiletscène. Samen met 1 Chinese collega en 2
onbekende Chinezen maar het toilet, zonder deuren, zonder tussenschot en op
zijn Frans. Ik moet er geen tekening bij maken, zeker?
Dag 5:
Shangri-La
De weg van Lijiang naar Shangri-La (3200 m) is
–volgens mijn beperkte reiservaring- één van de mooiste die ik ooit volgde. We
passeren de vallei van de gele rivier, de tijgerkloof –smalste stuk van de
vallei waar volgens een legende ooit een tijger is overgesprongen in zijn
vlucht voor een jager- en rijden dan de bergen in. De weg wordt gedomineerd
door toppen van 5000 m en meer en is daardoor van een verbijsterende schoonheid.
We rijden op 250 km van de grens met Tibet en dat
is er aan te merken. Je voelt de Tibetaanse sfeer, de huizen hebben een
typische stijl en de mensen zien er anders uit –nog steeds spleetogen,
uiteraard- en zijn zeer kleurrijk gekleed. In Shangri-La is 45% van de
bevolking Tibetaans.
De cultuurschok van de dag was het restaurant waar
we stopten voor de lunch. Straatarm dorpje. Het vlees en andere delen van de
Jak –werkelijk alles eten of gebruiken ze van dat dier- hingen te drogen in het
zicht of zaten opgelegd in vies sop in doorzichtige potten. Mijn maag draaide
en keerde bij het idee hier te moeten eten. Met lood in de schoenen begon ik
aan de maaltijd. Mijn intentie was enkel rijst te eten, maar uiteindelijk bleek
ook de rest van het eten verbazingwekkend goed mee te vallen. Het toiletbezoek
nadien echter, was nog goorder dan dat dat ik gisteren meemaakte. Mijn buur was
deze keer niet een Chinese collega, maar wel een varken, gelukkig met een
hekken ertussen.
De oude stad van Shangri-La wordt een beetje
verpest door commerciële inhaligheid die ongetwijfeld nog zal uitbreiden, maar
is toch een aangename wijk aan de voet van het Songzanlinklooster. Deze
Tibetaanse tempel is 1 van de 13 lamakloosters van de sekte van de geelmutsen.
In de huizen rond de tempel leven bijna 600 monniken. In de tempels en
gebedszalen is een overdaad aan kleurrijke muurschilderingen en gebedsvlaggen
te zien. Boven aan de tempel krijg je een prachtig zicht over de stad. Het
Boeddhisme lijkt mij een religie met de knipoog. Als het nodig is, offeren ze
iets voor Boeddha en dan is alles vergeten. Maar hoe dan ook, voor Boeddha
maken ze prachtige tempels. ’t Geeft eens andere foto’s dan altijd
Rhododendrons.
Dag 6:
De eeuwige Jakvelden
Wie denkt dat werkreisjes altijd in grote
luxehotels doorgaan, vergeet het maar. Slapen op een bed zonder matras maar met
een houten plank, in een alles behalve geluidsdichte kamer, is echt geen luxe.
Met barstende hoofdpijn sta ik op. De warme douche en goede haardroger
verzachten het leed enigszins. Maar slechts van korte duur wanneer ik in de
ontbijtzaal kom. Het enige dat iets of wat eetbaar is ’s morgens –voor mij toch-
zijn gestoomde tarweballen. Onder het motto ik
verschiet hier van niets meer, steek ik 2 tarwebollen naar binnen.
Daarna vertrekken we voor een lange autorit. We
rijden langs de gele rivier, langs Tibetaans uitziende dorpjes –in één van de
dorpjes hadden ze nog nooit een niet-spleetoog gezien- en langs oneindig
uitgestrekte jakvelden. We zien indrukwekkende ruwe Himalaya bergen, af en toe
wat landbouwveldjes op de weinige stukjes vruchtbare grond en daarop
hardwerkende mannen en vrouwen. Op weg naar de grens met Tibet worden we
tegengehouden door vies kijkende jonge Chinezen met de mitrajet in de aanslag.
Niet de moment om een foto te trekken…
En ’s middags en ’s avonds eten we ons dagelijke
kommetjes rijst met wat groensels erbij, uiteraard!
Mooi verslag!
BeantwoordenVerwijderenKwijl, kwijl, kwijl...
W.